Die heb ik soms, maar minder dan vroeger. In het Westerpark ken ik er nog een paar. Maar het zijn voor mij nietszeggende figuren geworden. Ik heb ondervonden dat zij nauwelijks in staat zijn tot gesprekken met wat meer diepgang. Ik drink ook weleens een bier hoor, maar het is geen levensbehoefte. Drugs geef ik absoluut niks om. Diegenen die dat doen zijn uiterst stomvervelende etterstralen die altijd iets van je nodig hebben. Dus in dat park zit ik meestal alleen. Ik doe daar heel lang over een bier. Het hoeft niet meer zo nodig.
Jaren kwam ik echter iedere dag mijn vriendin tegen die al tien jaar dood is. Dezelfde postuur, dezelfde manier van kleden, dezelfde loop en dezelfde vriendelijke oogopslag. Ik was zo’n vijfenhalf jaar met haar. We hadden een hele spontane ontmoeting destijds en vielen als een blok voor mekaar. Ze was gewoon een filmster, een diva, en ik kan haar nooit meer uit mijn hoofd zetten. Natuurlijk zijn die lookalikes spirituele ontmoetingen. Daar ben ik heilig van overtuigd. Alles heeft een betekenis, en dit zeker. Ze denkt aan mij en materialiseert zich op deze aardbol. Dat weet ik na tien jaar wel met honderd procent zekerheid. Op die manier heb ik ook meerdere malen mijn moeder ontmoet die ook al jaren dood is. Kortom, er is meer tussen hemel en aarde. En het geeft je toch weer zelfvertrouwen.