Een waterig zonnetje, het licht en de lucht van katenspek en roggebrood, kastanjes en spruitjes, fazant, wildzwijn en een goed glas wijn, maretak en hulst, de goden gunstig stemmen, tranendal, de ijspegels ten spijt, een race tegen de klok en de schoorsteen, een sok, het hout voor de haard opgebaard, de oogst binnen, en buiten het krakende tapijt van vers gevallen sneeuw, wat zal de snert ons smaken en de maan schijnt op de natte straten van weleer, een nieuwe eeuw, mijn deel gezegend in de vaart der volkeren, kan nog een winter mee, zit te wachten op het lengen der dagen zolang er rook uit de schoorsteen komt.