Mijn eerste liefde vond ik in tekenen.
Ik wilde kunstenaar worden.
Ik kwam uit het warme tropische Java op een koude winterdag op Schiphol aan.
Mijn zusje kreeg een pop en een zilveren gekleurde speld van de stewardess.
Ik kreeg een grote geelgroen plastic VW-busje en een goudkleurige speld.
Ik was een Indisch jongetje met een reusachtig minderwaardigheidscomplex.
Ik was acht jaar.
We werden in een pension geplaatst.
Op de Nederlandse lagere school werd ik een klas teruggezet.
Het was niet bevorderlijk voor mijn gehavende ego.

Mijn zusje vertelde toen ik 60 was, dat mijn vader verantwoordelijk was voor mijn degradatie.
Hij zei tegen de school: “Ik wil dat hij goed Nederlands leert, zet hem maar naar een lagere klas om de basis te leren.”
Ik lees al 60 jaar, maar had nooit iets geschreven. Totdat ik een herseninfarct kreeg. Mijn rechterhand kon niet schrijven, ik kon ook niet praten.

Maar na enige tijd kon ik weer tekenen. Maakte een collage bij mijn eerste gedicht. Ik herinner nog maar een regel: “Kon alleen dierengeluiden maken”.

Gaf het aan de receptioniste. Die las mijn gedicht en moest huilen. “Hee”, dacht ik: “misschien iets voor de toekomst”. Later in een impuls gaf ik me op voor workshops bij de OBA. Tot mijn verwondering kon ik meekomen met de hobbyschrijvers, voelde me als een vis in het water.

Na tien jaar schrijven weet ik nog steeds niet hoe ik schrijf. Ik beschrijf het alsof je op een radiostation afstemt; ik neem een onderwerp in gedachten en zet mijn verstand op nul, in plaats van muziek komt een verhaal uit mijn handen tevoorschijn.

Is dat niet vreemd? Ik noem het ‘in meditatie gaan’.

Mijn vader heeft zijn doel bereikt. Na 60 jaar ben ik goed in Nederlands. Ik ben de enige in de familie die verhalen en gedichten kan schrijven. Mijn eerste liefde is niet beantwoord.

Heb nooit iets bereikt in die 60 jaar met tekenen.
Heb meer succes in die 10 jaar met mijn tweede liefde.
Het schrijven.

Ronald Pessy