Er groeit een lelietje-van-dalen op mijn rechtervoet*
Er groeit een madeliefje uit mijn neus
Mijn nieren zijn vandaag weer uit wandelen
Ik heb een heel natuurlijk lichaam
Er is een tuintje in mijn hart
Voor iedereen die de natuur liefheeft
Tuintje, noem je dat een tuintje?
Dat is een woud zo groot als Afrika
Groen, groen, groen en nog eens groen
En alles blijft maar bloeien
Het wordt nooit herfst of winter
Altijd prettig zacht weer en een zonnetje
Ook een regenbuitje op z’n tijd
Een oerwoud in je hart
Hoe voelt dat
Heel goed, zalig, heerlijk!
Gelukkig hoef ik niets te doen
Oeps, er groeien wietplantjes uit mijn oren
Wat ben ik toch een geluksvogel
Straks lekker wat te roken…
Dan kom ik weer een beetje
In dromenland
Waar veel meer mag en kan
Dan in het gewone-land
Waar je helderziend en horend mag zijn
Mag praten met de bomen en het water
Kabouters, Elfen en Aliens

* Uit ‘Openingszinnen’ van Joost Oomen

 

Mayke