Ik heb het heel goed geleerd van mijn Moeder en Grootmoeder. Bepaalde zaken waren not done: nooit zeepwater op het erf gooien. Niet wildplassen of ontlasten. Dat zou de bewakers van het erf heel erg ontstemmen met alle gevolgen van dien. Het erf hou je schoon en netjes. Met grote voorzichtigheid werd het zeepwater geloosd in de goot. Het erf werd dagelijks schoon geharkt. Alle dooie bladeren werden verzameld op een hoop, dat gaf compost voor de vruchtbomen. Het regenwater werd opgevangen in vaten om te gebruiken voor de was, de afwas en zelfs voor het koken.
Het leven met de natuur is ons met de paplepel meegegeven. Ik ben het niet vergeten, maar de confrontatie met het erf lijkt voor mij nu zo ver weg. Zonder schaamte durf ik allerlei bijtende schoonmaakmiddelen te gebruiken. Mijn excuses daarvoor Mamaisa. Ik zal wat korter douchen. Zoveel mogelijk natuurvriendelijke producten gebruiken. Ik beloof de oude gebruiken weer in ere te hervatten, alle beetjes helpen.
De laatste keer dat ik in Suriname op vakantie was, heb ik een paar dagen in het binnenland doorgebracht. Ik had het gevoel dat ik in het paradijs terecht was gekomen. Dichte bossen, kreken, rivieren, watervallen – ik werd mentaal schoongewassen door het geluid van het stromend water, de takken in de wind en de vredige dorpen.