Bij de halte Hugo de Grootplein stapte een oudere heer in tram 3.
Zijn vale, vermoeide gezichtsuitdrukking riep een sterk vermoeden van decennia aan
tegenslagen op. Het zou mij niet verbaasd hebben als hij onlangs uit een stoffige
bundel met ‘stukkies’ van Simon Carmiggelt was gekropen.
De man vroeg de tramconducteur netjes of ie “asjeblief een haltetje mee mog rije.”
Dat verzoek werd uiteraard ingewilligd. Zulk een vriendelijk en beleefd geformuleerd rekest kan immers niemand weigeren.
Bij de volgende halte verliet de man de tram. Ik zag hoe hij met twee volle plastic zakken naar de belenende bushalte stiefelde en daar op het bankje plaatsnam.
Wellicht wachtend op een bus waarmee ie weer ietsje dichter bij zijn uiteindelijke bestemming zou geraken.
Terwijl ‘mijn’ tram de hoek om reed, glimlachte ik hem na.
“Die komt er wel. Al is het niet vandaag, dan wel morgen.”