Een vraag die zo complex is dat er moeilijk een eenduidig antwoord op gegeven kan worden. Ik, die als klein onzeker meisje mijn hoofd niet boven het maaiveld uit durfde steken, staan voor wat ik diep in mijn hart voelde, beleefde. De aandacht op me gevestigd zien was al iets waar ik niet aan denken moest. Terwijl mijn geest elke keer in mijn oor fluisterde: “Kom doe het nou, wees een flinke meid!” Die welzijnsstaat heb ik vele malen voorbij laten gaan. Mijn vader voerde immers de boventoon, daar durfde ik niet tegenin te gaan. Belangrijker was bij hem in de gunst te blijven.
Het heeft mijn jonge leven beheerst. Het verleden heeft mij geholpen door diepe dalen te ploegen. Het was nodig door deze zware periodes te gaan, steeds een beetje meer. De schooltijd door. Mijn jeugd met al zijn ups en downs. Elke keer iets prijsgeven van de blokkades die mij gevangen hielden, of, een beter beeld: ik liet me gevangennemen.
Totdat de ketenen niet langer nodig waren en ik de weg zag die ik gaan wilde. Duidelijk, dat de heldere tijd aanbrak. Geen diepgewortelde pijn en verdriet meer. De zelfbedachte ketens verbreken en de vrijheid voelen. Mezelf uit de schaduw trekken en mezelf laten zien: wie ik ben en waar ik voor sta. Vrijheid van geest. Elkaar respecteren en liefhebben als jezelf. Dat is onze geschiedenis door de tijd heen. Dan is er geen morgen, geen verleden. De vrijheid is er altijd, altijd geweest.