Schrijven over kunst
Schrijven over kunst is hachelijk. Bij kunstobjecten gaat het [vooral] om waarnemen. Wie over kunst schrijft heeft eigenlijk al de eenheid verbroken die de waarnemer met het door hem waargenomene, het kunstobject, verenigt.
Neem de schilder. Vaak wordt aangenomen dat hij iets ‘maakt’, [iets ‘produceert’] wat daarna ‘het schilderij’ heet. Maar vóór hij begint is hij al een waarnemer. Ziet hij het landschap – bomen, struiken, een schuurtje, een mengeling van licht en schaduw – dan ‘kijkt’ hij niet zoals de natuurbeschermer, klimaatactivist of projectontwikkelaar: hij ziet de wisselwerking tussen de dingen [zelf]. Je kunt zeggen: hij laat zich door de dingen bekijken.
Dit heel langzaam plaatsvindende proces gebeurt zowel tussen de dingen daarginds in het landschap als in de ogen en het lijf van de schilder. De natuurlijkheid, lichamelijkheid of zelfs ondoordringbaarheid van de dingen herhaalt zich in die van de schilder, die niets anders doet dan waarnemen.
Het is door waar te nemen, dat de schilder dergelijke aspecten van de dingen bij zichzelf terugziet: de raadselachtigheid van de vormen, lijnen, bewegingen en gebeurtenissen wordt iets van hemzelf: hij wordt voor zichzelf een raadsel.
Natuurlijk is er allang naar het penseel gegrepen, werden technieken en stijlen eigen gemaakt, maar deze instrumenten ontlenen hun zin slechts aan de blik die de schilder, de waarnemer bij uitstek, over het door hem waargenomene laat waren, een blik die zelf één is met de aan-blik waarin de dingen aan hem verschijnen.
Eenheid van de waarnemer en het waargenomene, herhaling van het raadsel van de dingen in de waarnemer: de schilder doorbreekt de traditionele tegenstelling tussen subject en object.
Schrijven over kunst? Het enige wat kan is beschrijven wat er in de kunst, dus in het landschap daar en in de schilder hier, gebeurt.