In de Dirk

Wat ik gisteren meemaakte, tart waarlijk elke beschrijving.
In de Dirk was ik, de supermarkt waar ik het liefst zo kort mogelijk ben om mijn bescheiden inkopen te regelen. Het was midden in de middag, niet eens druk. Ik bemerkte dat een keurige oude dame poogde met haar stok een grote glazen pot ingemaakte augurken naar voren te krijgen op het schap. Dat lukte niet goed en haar vergeefse prikken met de stok trok mijn aandacht. ‘Zal ik haar helpen’, vroeg ik me af, maar het was al te laat. De pot met inhoud kletterde op de vloer en de augurken rolden rond terwijl de lucht zich verzadigde met de stank van azijn. Van schrik liet een man een paar meter verderop een fles vierge olijfolie uit zijn handen vallen en gleed meteen uit over zijn zelfvoortgebrachte ongelukkige plas olie. De mand met flesjes Maggi brak gelukkig zijn val en gaf tevens cachet aan de geurenwirwar. Een aangesneld personeelslid caprioolde ook in de maagdelijke olijfolie en de oude dame stond stokstijf van verwarring. Uit een ooghoek zag ik dat twee knapen hun binnenzakken deskundig vulden met flessen wijn die ze overduidelijk niet wensten af te rekenen. Een man pakte een stuk Brie en at het op, terwijl de chaos toenam. Plunderdrang had de macht overgenomen.
Dit is natuurlijk een veelvoorkomende situatie bij de Dirks en Albert Heijns, maar wat mij schokkend beklijfde was mijn eigen gedrag. Ik snelde naar de gebaksafdeling en begon zo gretig mogelijk de Bossche Bollen te verorberen, eten, vreten, schrokken, dat de slagroom op snor, wangen, kin en neus aankoekte. Toen de gemoederen bedaard waren heb ik de dozen maar afgerekend en ging eigensweegs. Je bent ouder en wars van risico’s nemen.

Albert

Een boterham

Er valt een traan op een boterham *
Een boterham van tranen
Tranen vallen als een waterval
Waterval van boterhammen
Hammen van boter
Boterberg
Meren van melk
Land van melk en honing
Honingbij laat een traan
Van verdriet
* Uit: Openingszinnen van Joost Oomen

Ronald Pessy

Vrij naar “Poor Things”

inhoud en context
ontstaan, mensen en dingen
zijn in functie van
bestaan, interactie doet
vorm in tijd uitstaan: ruimte.
Opgedragen aan Bruno Latour

Stolkende

Plantenbak

Hier sta ik, ik kan niet anders.
Met velen werden we ingepakt en ingeschoven op een grote laadwagen en vervoerd naar de plek des onheils. De ongeveerde wagen hobbelde over de straat met keien. Het publiek joelde: “Wat een saaie zooi, doe ze wat aan, doe ze wat aan!”
De hobbelzak van een chauffeur stopte na eene wijle. Bont en blauwgroen werden we eruit gejaagd. Daar werd men in een rechthoek gepositioneerd, rij na rij, kolom naast kolom. De zon scheen onbarmhartig op ons, het stof der aarde woei op in de wind. Het volk riep: “Vul ze, vul ze!”
Daar marcheerden de knechten in hun groenuniformen in carré op, de leiding voorop.
Het vonnis werd voltrokken: de bruine aarde vulde de gaten vol en het volk stormde naar
voren om het groen erin te zetten.
Mijn plaats bleek uiteindelijk ‘t balkon te zijn. Daar vond ik mijn rust. Het water bevloeide mij en ik voelde me een waterig watje. De groei zat erin, ik wilde me vergroten tot Napoleontische hoogte en soeverein regeren over mijn rijk. Toch, alas, dat was beperkt.
Liever zocht ik een perkje op met mijn bloemenvreugde.

Jaap Blokdijk